O.M. niet-ontvankelijk

De Hoge Raad heeft op 17 juli 2008 beslist dat niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens tijdsverloop niet langer tot de mogelijkheden behoort. Daarvan was ik nogal geschrokken en ik denk velen met mij. In het Advocatenblad las ik dat wij in ieder geval de niet ontvankelijkheid moeten blijven bepleiten, omdat op den duur de Hoge Raad wel een ander standpunt zal innemen. Het kwam mij ook al buitengewoon onwaarschijnlijk voor dat dit in overeenstemming zou zijn met Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het standpunt van de Hoge Raad leek zo keihard, dat ik de indruk had dat daar niets tegenin te brengen was.

Inmiddels heeft het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 11 juli 2008 toch besloten tot niet ontvankelijkheid in een zaak waarin de Rechtbank te Haarlem in 2002 vonnis had gewezen en waarin de Officier van Justitie 7 jaren gevangenisstraf had geëist. De Rechtbank had 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk opgelegd en het Openbaar Ministerie was daarvan in beroep gekomen. Uit het arrest van het Gerechtshof in Amsterdam blijkt nu dat zij toch tot niet ontvankelijkheid besluiten wegens overschrijding van de redelijke termijn. Echter, daar doet zich een bijzonder verschijnsel voor. Het Gerechtshof overweegt dat de termijn weliswaar veel te lang is, maar is zich zeer wel bewust van het standpunt van de Hoge Raad dat niet ontvankelijkheid niet meer kan.

Echter, wat schetst mijn verbazing als ik lees dat de Advocaat-Generaal zelf de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie heeft gevorderd wegens tijdsverloop. Het Openbaar Ministerie meldt daarbij dat door de Advocaat-Generaal toestemming van het College van Procureurs-Generaal is gevraagd om deze niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te vorderen. Het Gerechtshof overweegt dan dat nu door het College van Procureurs-Generaal toestemming is verleend in deze concrete zaak de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te vorderen, tot niet ontvankelijkheid kan worden besloten.

Kennelijk wordt de rechtspraak terzake van de niet ontvankelijkheid wegens tijdsverloop thans beslist door het College van Procureurs-Generaal en niet door de Rechter. Nog vreemder wordt het als het Gerechtshof dan bericht dat de verdediging geen bezwaar heeft gemaakt tegen de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het zou wel heel vreemd zijn als ik mij zou verzetten tegen de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, nu dit immers bij een eis van 7 jaren in eerste aanleg voor cliënt een prachtige uitkomst van de zaak is.

Ik denk dat we buitengewoon blij mogen zijn met dit arrest van het Gerechtshof, omdat kennelijk een uitweg is gevonden in geval wanneer de redelijke termijn buitengewoon ernstig is overschreden. Weliswaar wordt de verdachte dan wel afhankelijk van de toestemming van het College van Procureurs-Generaal. Een ontwikkeling die weliswaar in lijn is met de gedachte dat het Openbaar Ministerie tot elke prijs de baas moet zijn in Nederland, doch mijns inziens afbreuk doet aan de gedachte dat de Rechter het laatste woord heeft.

Commentaar: mooi, maar griezelig!